Augustus 2019

31-07-2019

Deze maand het eerste deel van het verhaal van Henk Nienhuis, ex-profscheidsrechter en oud-bestuurslid van voetbalvereniging Veendam 1894, dit in verband met de viering in september 2019 van het 125-jarig jubileum van de Veendammer voetbalclub. Over een ‘natte ogen moment’, Charles Dickens, een echte voetbalfamilie en veel meer.

Er is een Veendammer doodgegaan

De aanleiding dat we elkaar na lange tijd weer eens zagen, was een trieste. Op een warme zomerse avond in juli 2018 kwamen we in het clubgebouw van Veendam 1894 aan hetzelfde tafeltje te staan. Een paar dagen daarvoor was Koos Bouwman overleden. Ik moest denken aan Er is een Veendammer doodgegaan, als verwijzing naar het bekende Amsterdamse lied van Wim Kersten vertolkt door Johnny Meijer. Actief in de lokale politiek (GemeenteBelangen) en bij zijn voetbalclub was Koos in de plaats Veendam namelijk een bekende verschijning. In de kantine condoleerden we de familie van dit markante lid van de geelzwarten. En vanzelfsprekend herdachten we Koos en haalden herinneringen op. Veel betrokkenen van 1894 hadden op deze zweterige avond gehoor gegeven aan het verzoek hier samen te komen. Van jongs af aan heb ik spraakwaterval Koos Bouwman mogen meemaken bij zijn club. Hij kon oprecht en eerlijk zijn mening geven over het gebodene op het veld. Scherp en kritisch. De nuance ontbrak weleens als je aan zijn club kwam. Hij was begaan met de jeugd. Ik herinner me zijn commentaar nog wel als hij bij een wedstrijd in mijn jeugd na afloop soms fel van leer trok. Geelzwart opiniërend als aan de beste analistentafel. Hij zal het mij later kwalijk hebben genomen dat ik, in mijn jonge seniorentijd na een mismatch met het toenmalige bestuur over de strategische visie van de vereniging, op een gegeven moment koos voor Wildervank. Ik denk dat hij blij verrast was dat we onze zoon zo’n twintig jaar geleden bij zíjn Veendam aanmeldden. Ook dat ik de club weer ging volgen én betrokken raakte. We werden zelfs Facebookvrienden. Bij ieder bericht werd er afgesloten met een geelzwarte 1894 groet. Toen ik mijn boek ‘De Langeleegte huilt’ uitbracht, liet hij mij meerdere keren weten: ‘Waar het eens weer zal lachen,’ aangevend dat het met het voetbal in Veendam eens weer goed zal komen. De laatste jaren reed Koos met een uiterst klein verzetje als een snelle Jelle op zijn fiets door de Parkstad en langs de velden. Hij stortte overal bij iedereen als een waterval gevraagd en ongevraagd zijn ongezouten mening uit. Ik mis nu al zijn prominente aanwezigheid en deel dit met Henk Nienhuis. Mijn voormalige leider bij de B-junioren, bestuurslid van 1894 en zeer verdienstelijk scheidsrechter. Nu staat hij samen met me aan een tafeltje en praten we over ons gezamenlijke verleden bij de Veendammer voetbalclub. ‘Het is een tijd geleden dat ik hier voor het laatst ben geweest,’ zo laat Nienhuis me weten. Over het hoe en waarom van dit verzuim kom ik meer te weten als ik hem een paar maanden later thuis opzoek. Hij geeft in het geelzwarte verenigingshuis waar we Koos herdenken en passant zijn mening over mijn pas uitgegeven boek ‘De Langeleegte huilt’. ‘Je schreef een mooi boek,’ laat hij me weten. ‘Dat zeg je alleen maar omdat hij er als schrijver zelf bij staat,’ zegt iemand anders aan ons tafeltje en wijst naar mij. ‘Nee hoor, het is écht een mooi boek. Ik meen het echt. Er staan prachtige verhalen in. Als ik eraan denk dat de club niet meer bestaat, raakt me dat nu nog. Kijk maar, moet je zien.’ Hij knikt met z’n hoofd naar z’n blote armen. Z’n stem vibreert: ‘Als we er weer over praten krijg ik spontaan kippenvel. Nu nog! Zó diep zit het. Kijk dan!’ We voelen het, zeker op dít moment bij het afscheid van Koos, met hem mee. Een ‘natte ogen momentje’.

Een paar maanden later kom ik Henk Nienhuis toevallig in het centrum van Veendam tegen en maken we een afspraak voor een interview.

Koos Bouwman in het veteranenelftal in 1973

Koos Bouwman in het veteranenelftal in 1973. Achter vlnr.: H. Siekman, A. Keizer, T. Huizing, G. Feiken, J. Jalving, T.G. Bouwman, L. Dekker, J. Tol en R. Jager. Voor: E. Rosies, J. Post, K. Smit, M. Korte, J.H. Huizing en F. Romp.

Charles Dickens

Op een waterkoude woensdagochtend halverwege december 2018 bezoek ik aan de Twenthelaan in Veendam Henk Nienhuis, inmiddels gepensioneerd belastingambtenaar. In het weekend ervoor bezochten Henk en zijn vrouw Hilda Boedapest. Eenmaal in de woonkamer laat hij mij enthousiast de sfeerrijke foto’s van de Hongaarse hoofdstad zien op zijn smartphone. ‘Het doet me een beetje denken aan Dickens en Engeland,’ zegt hij bewonderend. De voorliefde voor deze Charles Dickens-achtige sfeervolle beelden zie ik terug in de huiskamer van de familie Nienhuis. Een prachtig winters tafereel op het dressoir en een weelderig opgetuigde kerstboom met veel kunstsneeuw elementen, vallen op. ‘Mijn zoon heeft ernstige nierproblemen en ik heb heel wat collega’s hun pensioen niet zien halen,’ zo begint hij. ‘Daarom genieten we er van en gaan vaak op reis. Ik stel ook voor oud-collega’s reizen samen. Dat is zeg maar een hobby van me.’

Een jeugdelftal van Veendam in 1944

Een jeugdelftal van Veendam in 1944 met de vader van Henk Nienhuis. Achter vlnr : W. Hofman (leider), B. Jonker, H. Nienhuis, A. Snijder, M. Rosies, J. Feiken, E. Rosies (leider). Midden: W. de Munnik, K. Kroon, O. de Vries. Voor: J. Sukman, Ernst Rosies, H. Siekman.

Voetbalfamilie

‘Ik ben op 15 juli 1951 geboren in Veendam. Nee, niet in Sint Franciscus maar gewoon thuis aan het Boven Westerdiep. Dat was toen er nog water was. We woonden aan landszijde op nummer 96. De familie Bronkhorst die naast ons woonde toen ik geboren werd, woont er nu nog. Ja, ik ben een echte Veendammer, geboren en getogen. Pa en ma waren verweven met het geelzwarte gebeuren. Mijn vader is getrouwd met een Snijder. De vader van mijn moeder was Siewert Snijder. Je weet dat Siewert Snijder een legendarisch figuur is binnen voetbalvereniging Veendam 1894. Hij maakte deel uit van het kampioenselftal van 1932. Toen Veendam Noordelijk kampioen werd in die historische wedstrijd tegen Velocitas. Het was een echte voetbalfamilie. Lammert en Bram Snijder waren ooms van me. Dat waren ook broers van mijn moeder. Zo raakte mijn vader dus verzeild bij de voetbalclub. Hij kwam uit een gereformeerd gezin. Zijn pa en moe hadden niks met voetbal. Een beetje stiekem kreeg hij van zijn schoonmoeder voetbalschoenen en ging voetballen. Het was geen hoogvlieger op voetbalgebied maar werd later wel secretaris van de club. Omdat hij wedstrijdsecretaris was, gingen mijn vader en moeder iedere zondag naar het voetballen. En ik ging al mee in de kinderwagen. Dat was nog voor 1954, het begin van het betaald voetbal in Veendam. Ja, ik weet dat er twee stromingen waren. De échte amateurmensen en de voorstanders van betaald voetbal. Mijn vader, Henk Nienhuis senior, hoorde bij deze laatste. Hij was ook voor samenwerking tussen de amateur- en profafdeling. Hij participeerde later bijvoorbeeld in de BVOG en was betrokken bij de betaalde jeugd. Een afkeer van het betaald voetbal zoals anderen dat hadden, had hij niet. In positieve zin zag hij meer in het integreren van het betaald voetbal.’

Een spelmoment uit de kampioenswedstrijd van Veendam tegen FVV in 1953

Een spelmoment uit de kampioenswedstrijd van Veendam tegen FVV in 1953. Links wacht de oom van Henk Nienhuis Lammert Snijder deze spannende wedstrijdsituatie af.

Volgende maand deel 2 van het verhaal van Henk Nienhuis, ex-profscheidsrechter en oud-bestuurslid van voetbalvereniging Veendam 1894, dit in verband met de viering in september 2019 van het 125-jarig jubileum van de Veendammer voetbalclub. Over bloeden als een rund, eergevoel, een gezonde wedstrijdspanning en veel meer.