Universeel oerverlangen

Wat bezielt een mens om een boek te gaan schrijven? Om überhaupt iets aan het papier toe te vertrouwen en dat met mogelijk andere geïnteresseerden te delen. Het is een vraag die ik mij, en mijn gezin met mij, de laatste paar jaar met enige regelmaat hardop heb gesteld. Is het een misplaatste vorm van ijdeltuiterij waarbij het adagium van ‘hij die schrijft, die blijft’ de drijfveer vormt?

Een universeel verlangen om er hier op deze aardkloot niet voor niets te zijn geweest. Het zingevingsvraagstuk vanuit religieus en Bijbels perspectief steunend op geloof, hoop en liefde te willen beantwoorden. En los van de voortplantingsbehoefte om de soort in stand te houden een manier vinden om hoe dan ook herinnerd te willen worden. Als sterveling onsterfelijkheid willen bereiken door in de geschiedenisboeken te belanden. Of, als dat er zoals in mijn geval niet in zit, er dus zelf maar één te schrijven. Hoewel ik daarmee wel besef, dat ik heel veel mensen ernstig te kort doe die geheel anoniem hun levenstaak vervullen in het geven van naastenliefde.

Het idee verzeild geraakt te zijn in een midlife crisis en daar op mijn manier invulling aan geven zou ook een optie kunnen zijn, ware het niet dat het meer voor de hand zou liggen om te kiezen voor een motor, een wereldreis of een jonge vriendin. Hoewel, voor een tikkeltje saaie, uiterst betrouwbare, principieel monogame echtgenoot en onzekere huisvader is het schrijven van een historisch boek misschien toch wel het meest logische. Feit is wel dat je in een levensfase bent beland waarbij je ‘over de helft bent’. En waarbij je je soms afvraagt wat je er tot nu toe van hebt gemaakt en wat je plannen zijn voor de toekomst, die steeds ongewisser lijkt te worden. Doe nu wat je altijd al hebt willen doen, gegeven de tijd die je nog hebt! Waarbij het innerlijk calvinistisch stemmetje voortdurend echode: wat je vandaag kunt doen, stel dat niet uit tot morgen.

Is het een hang naar het oprakelen en beschrijven van een verleden waarin alles door de ogen van een opgroeiend kind veel mooier leek dan het in werkelijkheid misschien was? Een soort oer verlangen naar de tijd van een onbezorgde jeugd. Het cliché van ‘vroeger was alles beter’ tegen beter weten in proberen te bevestigen en te projecteren op een wit scherm diep in de donkere spelonken van het nu nog oproepbare maar o zo aan erosie onderhavige langetermijngeheugen.

Of is het toch een samenloop van omstandigheden én toevalligheden die ervoor gezorgd hebben dat het project ‘De aardappelspelers’ is ontstaan? Laten we het er maar op houden dat het een combinatie van dit alles is geweest.

Spoorwegovergang

Spoorwegovergang DWM-locatie in 2009

Aanleiding dodenvlucht?

De aanleiding is op z'n zachts gezegd bijzonder, waarbij enig fatalistisch denken me niet kan worden ontzegd.

Met een twintigtal onderwijscollega’s zouden we in maart 2008 naar Londen vliegen om daar een aantal scholen te gaan bezoeken. Een studiereis met als algemeen doel de kwaliteit van het (primair) onderwijs in onze Oost Groninger regio te verbeteren en in het bijzonder dat van de onderwijskundige leiders. In Londen namelijk boekten ze op een groot aantal scholen in moeilijke, sociaaleconomisch zwakke wijken juist uitstekende leerresultaten. Waarbij de Canadese onderwijsgoeroe Micheal Fullan als grote inspirator fungeerde voor het inrichten van een succesvol resultaatgericht onderwijsconcept. Met aan het roer sterke (onderwijskundige) leiders op de excellent presterende scholen. We wilden een kijkje nemen in hun succesvolle leerkeukens en zicht krijgen op de niet te onderschatten belangrijke rol hierin van de schooldirecteur als onderwijskundig leider.

Wie ben ik? Waar kom ik vandaan? En waar ga ik naar toe?

In aanloop naar de vliegreis begon ik mij af te vragen of mijn kinderen eigenlijk wel wisten wie ik was. Vanzelfsprekend ben ik hun biologische vader, althans dat beweert mijn vrouw en ik heb absoluut geen enkele reden daar maar een seconde aan te twijfelen. Maar ik ben geen echte prater en kreeg het vermoeden dat onze zoon en dochter niet al te veel over mijn bijzondere jeugdjaren konden weten. Bovendien werd ik in de weken voor het vliegavontuur overmand door een onbestemd voorgevoel en een kleine portie vliegangst. Want stel je nu eens voor dat het vliegtuig met alle inzittenden in de Noordzee zou duiken. De vraag wie hun vader nu écht was, gevormd door een gereformeerde opvoeding en opmerkelijke ervaringen uit het verleden, zou voor altijd in nevelen gehuld en op de bodem van de grote waterplas blijven. Want we zouden namelijk vliegen op 10 maart. De geboortedag van mijn in 2002 overleden vader, die vanaf z’n zeventiende zijn hele verdere werkzame leven (bijna 40 jaar) op de DWM-aardappelmeelfabriek in Veendam doorbracht: ‘zijn fabriek’. Dit omdat hij er letterlijk en figuurlijk maar geen afstand van kon nemen. Maar hoezo toeval?

Ik kan niet ontkennen dat dit opmerkelijk feit mijn onrustige voorgevoel wel wat versterkte, terwijl ik toch beslist niet bijgelovig ben. Er ontwikkelde zich daardoor bij mij een onstuitbare dwang om die opmerkelijke zaken uit mijn jeugdtijd via het toetsenbord op het beeldscherm te krijgen. Nu het nog kon. Elke (zater)dag een (kort) verhaal. Pretentieloze autobiografische anekdotes. Tot nu toe onuitgesproken hilarische en soms ontroerende jeugdherinneringen. Geschreven vertellingen op blanco computerbladzijden voor mijn eigen kinderen. Om meer over mij aan de weet te komen voor het geval als ik ze het zelf niet meer zou kunnen vertellen. Maar wat een eigendunk. Ik zat ook niet te wachten op de verhalen van mijn vader over vroeger en over zijn belevenissen op de fabriek. Dus onze kinderen reageerden net zo als ik gedaan zou hebben. Och, gaat het over vroeger. Nee, alsjeblieft zeg, laat maar: niet interessant. We leven nu. Boink! Een stevige slag, behoorlijk ver onder de gordel.

Verhaaltjes

Voor mijn gevoel waren het namelijk een vijftigtal aardige verhaaltjes geworden. Leuk om te lezen, dacht ik. Allemaal raakvlakken hebbend met een jeugdleven op en rond de aardappelmeelfabriek aan het Oosterdiep. Dat had weer te maken met het feit dat mijn ouders na hun trouwen in 1960 een voormalige opzichterswoning op het fabrieksterrein konden huren, waar voorheen de Veendammer voetbalgrootheid Jaap Woltjes in woonde. Als ver familielid van moeders kant bemiddelde hij in de toewijzing van het karakteristieke optrekje. Er was meer liefhebberij voor. Geboren in 1961 groeide ik dus op tussen de fabrieksgebouwen, hoorde de machinegeluiden, rook de weeïge geuren en leerde bijzondere mensen kennen, welke allemaal te maken hadden met de aardappelverwerking en het fabriceren van meel. Kortom: ik keek m'n ogen uit. Zeven jaar later betrokken mijn ouders een bedrijfstweekapper aan het Oosterdiep. Hemelsbreed honderd meter verderop. We kregen de fabriek meer in onze achtertuin. Maar het bleef voor ons als kinderen trekken als een niet ongevaarlijk speelparadijs, waar we van alles konden beleven.

Voetbalverslagen

Ervaring met schrijven heb ik opgedaan door het maken van voetbalverslagen. In navolging van z’n vader ging onze zoon zich op enig moment wagen aan het edele voetbalspel bij Veendam 1894. De geelzwarte kleuren en het pielen tegen een bal zit zogezegd niet alleen in het bloed, maar is kennelijk stevig verankerd in de familiegenen. Hij bleef steken bij de C-jeugd. De laatste twee jaar verzorgde ik de wedstrijdverslagen die vervolgens op de website en af en toe in het clubblad ‘De Geelzwarte’ werden gepubliceerd. Anderen vonden dat ik het voor een amateurtje wel aardig deed. Nou, vooruit dan maar.

Maar toen hij abrupt stopte met voetbal, was ik op zaterdag plotseling schrijfloos en zocht naar een vorm van compensatie, want eigenlijk verschafte het schrijven me een zekere voldoening en ook wel plezier. Om af te kicken belandde ik daarna typend in de romantische en wondere wereld van mijn jeugd.

Maar wat nu te doen met mijn geschreven verhaaltjes? Zou mijn ego dan helemaal niet gestreeld en opgepoetst worden door positieve feedback en leuke reacties in de trant van ‘dat heb je mooi gedaan hoor’? Zouden de aan het aftakelende brein ontsproten ontboezemingen voor onbepaalde tijd ongelezen blijven? Eerst maar even de vliegdag afwachten.

DWM berg turven

Uit de grote berg turven blijkt dat er nogal wat brandstof door heen ging in 1936 bij DWM& Co. Herkomst: Veenkoloniaal Museum Veendam.

Stormachtig

Het zou een gedenkwaardige reisdag worden. In velerlei opzichten. Alsof de duvel ermee speelde. Op het moment van het geplande vertrek vanaf Schiphol was het in Londen noodweer. De ergste storm sinds zoveel jaar raasde over airport Heathrow. De vlucht naar de grootste vlieghaven van het Verenigd Koninkrijk werd vanwege het woeste weer uitgesteld. Na enkele uren vertraging leek de vlucht toch door te kunnen gaan. Terwijl aan de ene kant de bagage weer werd uitgeladen lieten ze ons met knikkende knieën en het hart zicht- en hoorbaar kloppend in de keel aan boord gaan. Het was net alsof er nog steeds openlijk getwijfeld werd over het wel of niet gaan. Ik weet nog dat ik zei dat er bij twijfel beter niet gevlogen kon worden, maar mijn te zacht uitgestoten angstkreet vond geen gehoor. Zou mijn angstig voorgevoel dan toch… Met samengeknepen billen landden we toch veilig op een nog steeds erg winderige Londense luchthaven. Gelukkig was het toch goed gegaan totdat we later die avond in het hotel opgeschrikt werden door gillende sirenes. Voor ons hotel stond een brandweerwagen met toeters en bellen voorzien van hoogwerker. Het bleek allemaal om een storm in een glas water te gaan. Loos alarm. De geschreven verhaaltjes hoefden (nog) niet door de kinderen gelezen te worden. Maar wie zou ze dan wel willen lezen?

Moedertje lief

En dan zijn er moeders.

Natuurlijk wilde moeder mijn persoonlijke jeugdervaringen wel lezen en was (vanzelfsprekend) enthousiast. Ik denk dat moeders dat vanwege een zekere loyaliteitsband altijd wel zullen zijn. Daarna volgden mijn zussen en enkele andere familieleden en bekenden. De algemene teneur was dat ik er ‘iets’ mee zou moeten gaan doen. Maar wat?

Uitgeven kon volgens mij niet omdat de stukjes te persoonlijk waren en eigenlijk bedoeld voor mijn naasten. Niemand ook die op mijn rare gedachtenkronkels van gebeurtenissen van ongeveer veertig jaar geleden zat te wachten… dacht ik.

Totdat ik een artikel las in het plaatselijke huis-aan-huis krantje waarin gerept werd over het (gedeeltelijk) afbreken van de DWM-fabriek. Het zou plaats moeten maken voor een Energy Park. Schrik en nieuwsgierigheid vochten om voorrang. Wilden ze de DWM-fabriek, waar ik zulke goede en dierbare jeugdherinneringen aan heb, slopen? Moest de DWM locatie van het zetmeelconcern Avebe in Veendam haar deuren sluiten?

Hier moest ik meer van weten, want ik denk dat ik er na vaders laatste werkdag, ergens in 1990, niet meer was geweest.

DWM hoog bezoek

Campagne 23 mei 1929 met hoog bezoek. V.l.n.r. Prins Hendrik, E.J. Duintjer Jzn., N.F. Wilkens Uzn. en wethouder / locoburgemeester Spiekman. Herkomst: Veenkoloniaal Museum Veendam.

Stroomversnelling

Dus toog ik op een goede - of kwade - dag, het is maar hoe u het bekijkt, naar de fabriek om een paar laatste foto’s te maken. Toch maar een paar kiekjes maken nu de boel er nog stond en vastleggen voor het nageslacht. Totdat ik werd aangesproken door ene Harko Oldenburger. Dat het maken van foto’s eigenlijk niet toegestaan was. Voordat ik het wist floepte ik het eruit. ‘Maar ik wil een boek maken over DWM’ sprak ik haperend. Er leek vanaf dat moment geen weg meer terug. Harko (de locatiebeheerder) wist wie ik was en hij wist dat we op het fabrieksterrein hadden gewoond. Hij had me als klein jochie rondom de opzichterswoning zien spelen. We raakten aan de praat en van het één kwam het ander.Alles raakte in een stroomversnelling. Harko wilde waar het kon graag behulpzaam zijn. De geschreven jeugdverhaaltjes zouden nu toch nog van pas kunnen komen. Samen met de opgetekende anekdotes van oud-werknemers van DWM en foto’s moest de uitgave van een boek(je) toch mogelijk kunnen zijn. Een mooi geschiedenisboek over DWM/Avebe in Veendam. Niet alleen mijn ego zou een oppepper krijgen, nee, ik zou zelfs een, weliswaar bescheiden, bijdrage kunnen leveren aan het verhogen van het historisch besef bij potentiële (regionale) lezers. We vermoedden dat er wel belangstelling voor zou zijn.

Er volgde een artikel in de Koerier en het Dagblad van het Noorden over wat ik van plan was. Van mijn kant was het vooral een oproep om bekende en minder bekende oud-werknemers op te kunnen sporen, om ze daarna te kunnen interviewen.

En natuurlijk voor het aanleveren van het nodige (foto- en archief)materiaal. De respons viel ietwat tegen. Het was duidelijk dat ik er vooral zelf op uit zou moeten gaan.

Rode draad

Een rode draad in het boek had ik intussen ook al bedacht. Dat moest iets met voetbal zijn, omdat op de fabriek heel wat spelers van de Veendammer (prof)voetbalclub hebben gewerkt. De relatie tussen beide Veendammer bedrijfstakken bleek nog intensiever te zijn dan ik altijd gedacht had.

Het schoonmaken van de piepers

Het schoonmaken van de piepers. Herkomst: streekhistorisch centrum Stadskanaal.

Interviews, archiefbezoek en verzamelen

Daarna volgde een periode van (oud)-werknemers bezoeken en bevragen. Maar het bleef niet alleen bij oud-medewerkers van de fabriek. Nee, iedereen die me meer kon vertellen over de geschiedenis van aardappelmeelindustrie in Veendam en de relatie die er altijd is geweest met de plaatselijke voetbalclub heb ik verzocht om informatie. Het leverde interessante ontmoetingen op en bijzondere gesprekken. Hier en daar werden er enkele opzienbarende onthullingen gedaan. Zelfs wist ik de zonen van de laatste directeuren van DWM te achterhalen en met hen te spreken. Het voorbereiden, afnemen en uitwerken van de interviews was een leuke klus, maar wel zeer tijdrovend.

Ondertussen was ik druk met het verzamelen van hoofdzakelijk fotomateriaal. Daarvoor heb ik verschillende archieven bezocht.

Omdat bleek dat er over de beginperiode van de fabriek heel weinig archiefmateriaal te vinden was, heb ik er een spannend fictief historisch verhaal van gemaakt. Het beschrijft de voortdurende strijd die er altijd is geweest tussen enerzijds de aardappelboeren en anderzijds de fabrikanten.

Vervolgens was het de bedoeling er een samenhangend geheel van te maken. Dat viel nog niet mee. Ik heb het manuscript laten beoordelen door ervaren schrijver en Veendamkenner Harm van der Veen. Hij vond de geschreven informatie interessant en vlot leesbaar maar het zou nog een hele inspanning vragen om er een goed samenhangend boek van te maken. Er waren te veel verschillende perspectieven om er echt één soepel lopend geheel van te maken. Over het historisch verhaal zei hij het volgende:’Kill your darling!’ Oeps!

Bezoek Groninger Archieven

Bezoek aan het Groninger Archief in Groningen

Uitgeven en herschrijven

Ondanks de positief kritische noten van de bekende Veendammer auteur wilde ik toch alvast wat uitgeverijen aanschrijven. Vooral om te kijken of ze het geschrevene interessant genoeg zouden vinden te publiceren en daarmee toegankelijk maken voor een zo breed mogelijk publiek.

Eén regionale uitgeverij reageerde enthousiast op het onderwerp en op een korte bloemlezing uit het werkdocument. Er volgde een gesprek en daarna bleef het een tijd stil. Uit de telefonische gesprekken kon ik tussen de regels door proeven dat er inderdaad nog iets moest gebeuren aan de manier van presenteren. En hoewel het niet hardop werd uitgesproken zou het manuscript inhoudelijk wat aan de ‘dunne’ kant zijn. De moed zakte me een beetje in de schoenen totdat ik bij toeval een artikel las over iemand die voor zichzelf begonnen was als ‘Boekenmakelaar’. Iemand die zeg maar bemiddelt tussen auteur en uitgever. Een soort van literair agent, maar dan ook voor huis-, tuin- en keukenschrijvers.

Ik heb met haar gebeld en zij zag wel iets in dit project, want dat was het zo langzamerhand wel geworden. Een project dat tot een goed eind moest worden gebracht. Daarvoor moest de heleboel herschreven worden, en er zou een inhoudelijke slag moeten worden gemaakt door nog meer archiefonderzoek.

Via Harko Oldenburger kwam ik terecht bij het O.R. -(Ondernemings Raad)-archief van Avebe in Foxhol. Dat heb ik voor de DWM locatie helemaal uitgeplozen voor de periode van 1963 tot 2009.

Al met al heeft het nu geleid tot een gedegen manuscript waarin sprake is van een goede samenhang en een leuke voetbal rode draad. Volgens de Boekenmakelaar heeft het lezerspubliek namelijk recht op (h)eerlijke historische informatie over zowel de aardappelmeelfabriek als over de voetbalclub in een heldere en overzichtelijke presentatie.

De Boekenmakelaar gaat er redactioneel mee aan de slag en heeft inmiddels aan fondsenwerving gedaan en uitgeverij Profiel bereid gevonden het boek uit te gaan geven.

Stroopfabriek jaren '30

Het stroopplein vol met vaten siroop. Herkomst: Veenkoloniaal Museum Veendam.

Begrotingstekort

Net als bij DWM/Avebe en de Veendammer voetbalprofclub draait het om geld. Een overeenkomst bij beide bedrijfstakken is het altijd te kort hebben aan financiële armslag. Zelfs het uitgeven van een boek kan blijkbaar niet met zwarte cijfers. In de begroting die in samenspraak met de uitgever is gemaakt zit namelijk een behoorlijk financieel gat. Een tiental fondsen en instanties is aangeschreven om dit project financieel te ondersteunen. Hoe het boek wat betreft vormgeving en druk er uiteindelijk uit komt te zien, heeft te maken met het toezeggen van voldoende geld door de instanties.Een groot aantal heeft inmiddels een bijdrage toegezegd.