Het Boek

Topsport
Van anderen had ik het wel eens gehoord. Het maken van een boek is geen sinecure. Je kunt het bijna vergelijken met topsport. Ik denk dat het lopen van een marathon nog wel de beste vergelijking is. Het is vooral een kwestie van de lange adem. Uithoudingsvermogen is beslist een vereiste. En zonder bloed, zweet en tranen en wat frictie in het gezin kan het bijna niet goed gaan. De deelname aan een triatlon, met z’n verschillende disciplines, kan de vergelijking ook goed weerstaan. Je moet goed kunnen zwemmen om het hoofd koel en boven water te kunnen houden. Het fietsen veronderstelt een goede balans om de juiste koers te kunnen blijven volgen. Ook als er eens flink wat tegenwind is, rustig doorgaan met pedaleren. En bij het hardlopen is duurvermogen, en met de blik op oneindig zorgen dat je de eindstreep haalt, pure noodzaak. Allemaal van toepassing op het produceren van heel wat woorden en zinnen. Daarbij vergeleken is het spelen van een voetbalwedstrijd peanuts.
Asociaal
Niet alleen is het werken aan een boek te vergelijken met een uitmuntende sportprestatie, het is ook nog eens een zeer asociale bezigheid. Een bijzonder solitaire aangelegenheid. U moet mijn gezin maar eens vragen. Voortdurend ben je in gedachten bezig met het maken van zinnen, kopjes, titels, indelingen, compositie en niet of nauwelijks aanspreekbaar voor je omgeving. Soms een kladblaadje bij de hand om een ingeving te noteren. Hoe vaak heb ik niet, geheel terecht overigens, moeten aanhoren dat hij weer eens ‘niet aanwezig is’. Ja, lijfelijk wel, maar mentaal op een geheel andere planeet. ‘O, hij is zeker weer bezig met z’n boek’, was de laatste jaren een veel gebezigde uitspraak van mijn naasten. Verder is het werken aan een boek een langdurig en intensief proces van vallen en opstaan. In het bijzonder doel ik hier op die momenten dat je er ’s morgens vroeg mee opstaat en ’s avonds weer mee naar bed gaat. Om dan vervolgens de slaap niet kunnen vatten omdat het maar blijft malen in die vermaledijde bovenkamer.
Fabriekspraat
Allereerst waren daar dus de (korte) verhalen uit mijn jeugd. Het begon met het aanschouwen van het eerste levenslicht in de kraamkamer van Oost-Groningen en omstreken: kraamkliniek ‘Sint Franciscus’ in de Schoolstraat. De nonnen, die later m’n kleuterjuffen werden op de Rooms Katholieke kleuterschool, hielpen mee me op de wereld te zetten. Daarna volgden de belevenissen op en rond de fabriek, waar voldoende vertier was voor een opgroeiend kereltje. In alle verhalen zit in zekere zin een chronologische opbouw in tijd. De knip zit in de verhuizing van de familie van de Willemstraat naar het Boven Oosterdiep. De vertellingen die grotendeels echt gebeurd zijn, eindigen bij de puberleeftijd. Via vader kon ik toen ik een jaar of 16 was in een paar zomervakanties als vakantiemedewerker bij de fabriek aan het werk. Om de verhalen mooi rond te maken heb ik er hier en daar wel iets bij bedacht. ‘Fabriekspraat’ vond ik wel een toepasselijke titel voor alle ruim veertig anekdotische vertellingen met als plaats van handeling het Oosterdiep.
Boerenbal
De interviews uitwerken was één ding, hoe ze samen te voegen met de fabrieksvertellingen en te komen tot een leesbaar geheel, was nog een stuk lastiger. Omdat de archiefbezoeken niet heel veel informatie hadden opgeleverd over de beginjaren van de DWM fabriek, besloot ik maar tot het maken van een eigen historisch verhaal. Toen ik mijn autobiografische vertelseltjes op papier had staan en alle interviews had uitgewerkt, begon ik na te denken over een niet alledaagse compositie. Het moest een aardige mix worden van verhalen en verzamelde informatie over DWM Over de beginjaren van de aardappelmeelfabriek had ik een spannend historisch verhaal geschreven. Het verhaalt over de belevenissen van Kees jr., zoon van aardappelboer Kees sr., aan het eind van de 19e eeuw, tegen de achtergrond van de opkomst van de aardappelmeelindustrie in de Veenkoloniën. Het beschrijft de voortdurende strijd en afhankelijkheid die er tussen de aardappelboeren en de aardappelmeelfabrikanten altijd is geweest. Kees jr. is een intelligente en voetbalgekke jongen die moeite heeft onder het juk van zijn soms hardhandige vader uit te komen. Op een dag neemt z’n favoriete Londense oom Piet een echte leren voetbal voor hem mee. Twee jaloerse dorpsjongens stellen alles in het werk om deze leren bal Kees jr. afhandig te maken. Maar gelukkig komt Anna hem steeds te hulp. Kees jr. raakt bevriend met Anna, het oudere buurmeisje die echter op een dag zomaar uit de kleine dorpsgemeenschap Ommelanderwijk verdwijnt. Samen beleven ze voor haar verdwijning nog een spannend avontuur op de net opgerichte aardappelmeelfabriek DWM & Co. in Veendam. Alleen Kees jr. weet het hoe en waarom van haar verdwijning, maar weet dat tot z’n sterfdag voor zich te houden. Kees Sr. is één van de leverende aardappelboeren aan DWM Kees jr. ‘s moeder stierf in het kraambed, waardoor vader Kees Sr. voor altijd getekend zou blijven. Vader Kees die koste wat het kost z’n droom wilde najagen om de met veel moeite geteelde aardappelen zelf te kunnen verwerken. Hij wilde niet meer afhankelijk zijn van de inhalige fabrikanten en was één van de felle voorvechters van de coöperatieve aardappelmeelfabrieken. Veel later in tijd zullen de nonnen een belangrijke rol voor zich opeisen en zal Anna ineens weer van zich laten horen. En wat heeft zij te maken met het voortbestaan en de uiteindelijke ondergang van de DWM fabriek? Om meerdere redenen heb ik dit verhaal de titel ‘Boerenbal’ meegegeven. Ik denk dat u als lezer wel een idee heeft waarom ik hiervoor heb gekozen.
Verhaallijnen
Ik construeerde het boek zo dat alle verhaallijnen op een gegeven moment weer bij elkaar kwamen. Met een verrassend zich op hoog politiek niveau afspelend plot. Het gefingeerde historische verhaal ‘Boerenbal’, de autobiografische vertellingen die op en rond de fabriek speelden, de verzamelde informatie over DWM en de interviews. Alles kwam volgens mij mooi samen. Hoewel ik dacht iets unieks te hebben geschreven, waren de deskundigen een andere mening toegedaan. Te veel verschillende vertelperspectieven en een te ingewikkelde compositie. In potentie geeft het veel interessante informatie en is het vlot leesbaar, maar moet het volledig herschreven worden. Wil het voor jouw lezerspubliek een goed boek opleveren. Niet een half gefingeerde roman (hoe leuk en aardig bedacht ook), maar een volledig historisch verantwoord document. Het “Kill your darling” dreunde nog lang na. De lezers willen gewoon een mooi standaardwerk over de geschiedenis van de DWM fabriek. Met niet te veel tierelantijnen. Gewoon rechttoe rechtaan.
Herschrijven
Als ik dus wilde dat het boek zou worden uitgegeven, dan moest er opnieuw worden geschreven. Er moest nog meer informatie worden verzameld en op papier worden gezet. Ik heb gezocht naar een nieuwe chronologische tijdsindeling voor het boek. De geschiedenis van de aardappelmeelfabriek DWM heb ik grotendeels in blokken van ongeveer 30 jaar beschreven. Elk hoofdstuk beslaat een bepaalde periode van de ontwikkeling van de fabriek. De knip bij elk hoofdstuk heb ik steeds gemaakt op een voor het bedrijf bijzonder jaar. Na ieder hoofdstuk volgt één of meerdere interviews. Om de gegeven informatie in ieder hoofdstuk levender te maken. Verder wordt ieder hoofdstuk aangevuld met historisch belangrijke gebeurtenissen van de voetbalvereniging Veendam en de relatie die er via de spelers en bestuurders voortdurend ligt richting de Veendammer aardappelmeelfabriek. En uiteindelijk zullen er maar een paar korte jeugdherinneringen in verweven worden. Het herschrijven heeft een tijdje geduurd maar het is tenslotte, naar tevredenheid, gelukt. De werktitel is steeds geweest: ‘De Aardappelspelers’. Deze titel is een samentrekking van de ‘aardappelmeelfabriek’ en ‘voetbalspelers’. Trouwens, zonder dat je voetballer bent, kan ieder die op de fabriek heeft gewerkt heeft een ‘speler in het aardappelmeelspel’ genoemd worden. Verder is “De Aardappelspelers” een leuke variant op het wereldberoemde schilderij van Vincent van Gogh “De Aardappeleters”. Waarmee wordt aangetoond welke belangrijke positie de aardappel inneemt in onze eetgewoontes. Uiteindelijk hebben we gekozen voor de titel: ‘De fabriek van mijn vader’ als variant op het lijvige boekwerk van Geert Mak. De titel geeft mooi weer dat er vele vaders en grootvaders op de fabriek hebben gewerkt.
De inhoud
Het eerste hoofdstuk gaat over de herkomst van de aardappel en hoe deze knol uiteindelijk halverwege de 19e eeuw in Veendam is beland. Verder zal ik hier de hoofdstukindeling, een korte inhoudsopgave en de boekgegevens geven van het standaardwerk.
Hoofdstukindeling
Inleiding
Hoofdstuk 1:
Het begin van de aardappelmeelindustrie in Veendam 1646-1871
De introductie van het voetbalspel
Een levendige geschiedenisles - In gesprek met Harm van der Veen

Hoofdstuk 2:
De oprichting van DWM & Co 1871-1901
Veendam 1894
De familie Duintjer - In gesprek met Engbert Duintjer

Hoofdstuk 3:
Turbulente jaren voor DWM & Co 1901-1933
Een nieuwe naam en eindelijk kampioen
De Wilkenstak - In gesprek met Ubbo Wilkens
Baas zijn was niet altijd leuk - In gesprek met de voormalige chef van mijn vader

Hoofdstuk 4: Fusieperikelen bij DWM & Co 1933-1963
Veendam en het betaald voetbal
Graven in het verleden: de ondernemersfamilie Meihuizen - In gesprek met Nico Jan Meihuizen
Overnameperikelen - In gesprek met Gezienus Kloosterhuis

Hoofdstuk 5:
Verder als DWM/Avebe 1963-1973
Wissel aan de top
We hadden de vingers ver uit elkaar staan - In gesprek met Lucas Brouwer
Ik wist dat je zou komen - In gesprek met Hendrik Mulder
Prima arbeidsvoorwaarden - In gesprek met Goos Boers
Regiefunctie - In gesprek met Tonnie Wichers

Hoofdstuk 6:
Een kwestie van opstelling 1974-1982
Afscheid van Veendams ‘suikeroom’
Tussen wal en schip - In gesprek met Jan de Vries
Kwestie van opstelling - In gesprek met Karel Liklikwatil

Hoofdstuk 7
Opbouwen en afbreken 1983 – 2009
Promotie en degradatie
Opbouwen en afbreken - In gesprek met Harko Oldenburger
Rasbestuurder - In gesprek met Bart Nijland
Waarom de locatie Veendam moest sluiten
Het laatste woord - In gesprek met Janny Fleurke-Jager
Historisch overzicht DWM/Avebe Veendam
1871- 1901
De Veendammer families Duintjer, Wilkens en Meihuizen waren in veel bedrijfstakken actief, zelfs in het bankwezen. Maar in de tweede helft van de negentiende eeuw zagen ze gezamenlijk mogelijkheden in de aardappelmeelindustrie. Eind 1870 kregen ze vergunning voor het oprichten van een aardappelmeel- en siroopfabriek aan het Oosterdiep te Veendam. Begin 1871 is de officiële oprichting van de firma Duintjer, Wilkens, Meihuizen & Co.

1901-1933
De eerste tientallen jaren draait de fabriek goed. Maar na de beurskrach (1929) ontkwam ook DWM niet aan de gevolgen van het mondiale economische malheur. Met een portie durf, gezond verstand en pragmatisch ondernemerschap houdt de directie de fabriek in de benen, al moet financieel van tijd tot tijd alle zeilen worden bijgezet.

1933-1963
De moeilijke jaren dertig en de oorlog die daarop volgt vormt voor de DWM-fabrikanten een ware overlevingstocht. De derde generatie ondernemers ziet zich gesteld voor enorme opgaven. Hoewel men terugvalt op de basisfabriek aan het Oosterdiep in Veendam en enkele fusies succesvol worden afgesloten, ligt overname steeds op de loer. De concurrentie op de wereldaardappelzetmeelmarkt is behoorlijk toegenomen. Daarbij gaan de technologische ontwikkelingen in rap tempo verder en blijkt er geen geschikte opvolging voorhanden. Daardoor is uiteindelijk een overname door coöperatie Avebe onontkoombaar.

1963-1973
Het zijn de jaren waarin de laatste drie particuliere fabrikanten te weten Nico Frans Wilkens, Jurjen Engbert Duintjer en Hessel Engbert Duintjer DWM verlaten. De gevolgen van de fusie met coöperatie Avebe worden voor de DWM-fabriek in Veendam steeds meer zichtbaar en voelbaar. Gemakkelijk is het niet om twee verschillende bedrijfsculturen te laten samenvloeien. Door de opkomst van de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) en de daarmee samenhangende regelgeving blijkt er bij Avebe een overschot aan aardappelmeel te ontstaan. Dat is voor de nieuwe directie, met aan het hoofd R.T. Roelofs, aanleiding om nieuwe producten te laten ontwikkelen, de technische ontwikkeling te bevorderen en andere afzetmarkten te zoeken. Research wordt cruciaal en daarom wordt er zelfs besloten tot het opzetten van een proeffabriek. In het productieproces wordt ‘efficiency’ het toverwoord.

1974-1982
Het decade tot begin jaren tachtig blijken doorslaggevend te zijn ten aanzien van het voortbestaan van de Avebe fabriekslocatie aan het Oosterdiep. De politiek afgedwongen overname van KSH( Koninklijke Scholten Honig) in Foxhol door Avebe in 1978 betekent achteraf gezien het begin van het einde van DWM, zoals de werknemers de aardappelmeelfabriek nog steeds noemen. Ondanks een ‘basisplan’ – een investeringsplan om de fabriek weer optimaal te laten draaien – belandt de Veendammer vestiging in een soort sterfhuisconstructie. Door het terugtreden en latere overlijden van Avebe-frontman R.T. Roelofs wordt ook de hoofdader richting betaald voetbalclub Veendam afgesloten. De ‘financiële navelstreng’ tussen beide bedrijfstakken wordt daarmee als het ware definitief doorgeknipt.

1982-2009
In de jaren 80 van de vorige eeuw lijkt het einde voor DWM locatie van Avebe in Veendam nog niet in zicht. Hoewel de aardappelmeelfabriek inmiddels wel is gesloten en de aankondiging van de ontmanteling van de stroopfabriek ook wordt gedaan, blijken er toch de nodige investeringen en onderhoudswerkzaamheden op de rol te staan. Maar het blijken achteraf allemaal schijninvesteringen(in Veendam spreekt men van desinvesteren) omdat de hoofddirectie van Avebe nadrukkelijk inzet op centralisatie c.q. concentratie. Daarbij komt dat het Avebe concern vooral na de overname van KSH voortdurend in financieel zwaar weer verkeert waardoor er gesaneerd, bezuinigd en vooral strategisch gedacht moet worden. In die toekomstige plannen is DWM en dus de regio Veendam niet echt in beeld. Het geeft veel onrust onder het personeel in Veendam. Langzaamaan wordt duidelijk dat alles wat met aardappelmeel en de verdere ontwikkeling daarvan te maken heeft, wordt verplaatst naar andere locaties met name Foxhol en Ter Apelkanaal. Hoewel men in Veendam alles in het werk probeert te stellen om de werkgelegenheid voor de Parkstad te behouden, bloedt de locatie aan het Oosterdiep gestadig dood. Harko Oldenburger zal als huidige locatiebeheerder in 2009 de laatste ketel uitzetten, waarmee een eind komt aan bijna 140 jaar aardappelmeelindustrie in Veendam. Een deel van de fabriek is verkocht aan een investeerder voor een Energy Park. Verder doen een paar loodsen en de Eurosilo nog dienst als meelopslag voor de huidige Avebe-locaties. Andere vervallen fabrieksruimten wachten op de slopershamer of op een andere bestemming. Waar ging het nu echt mis voor Veendam? Was het een politieke kwestie? Was het mismanagement, een bestuurlijke blunder of was het puur financiële noodzaak deze fabriek te sluiten om het concern weer gezond te krijgen? Een eenduidig antwoord is er niet te geven; zoveel mensen zoveel meningen. Bijna ging op hetzelfde moment ook die andere bedrijfstak, het betaald voetbal in Veendam, waarmee DWM/Avebe altijd een innige band heeft gehad, naar de Filistijnen. Maar daar wist men op het allerlaatste moment een definitief faillissement te voorkomen. Het was echter uitstel van executie. Ondanks alle sympathieke steunbetuigingen uit den lande en de hartverwarmende inzet van oud-speler en rasoptimist Henk de Haan cum suis, kon de curator, Gerard Breuker, niet anders dan op 2 april 2013 het definitieve faillissement over de roemruchte voetbalclub uitspreken. Uiteindelijk was gebleken dat het financiële draagvlak bij lange na niet voldoende was om een verantwoorde doorstart te maken. Alle goedbedoelde acties om de club voor de zoveelste keer te redden brachten bij lange na niet de 1 miljoen euro op die vereist was. Zelfs een herstart als hoofdklasser bleek financieel geen haalbare kaart. Supporters en sponsoren waren door de jaren heen waarschijnlijk helemaal murw gebeukt door aanhoudende tekorten en structureel wanbeleid.
Boekgegevens

Werktitel:

De fabriek van mijn vader

Subtitel:

De geschiedenis van DWM en AVEBE in Veendam

Auteur:

Klaas Fleurke

Boekformaat:

A4 staand

Geschatte omvang:

192 pagina’s

Foto’s:

ca. 300 afbeeldingen

Afwerking:

genaaid gebonden (hard cover)

Oplage:

1000 exemplaren

Verkoopprijs:

€25,00 (intekenen), €29,95 (normaal)

Uitgeverij:

Profiel Bedum
www.profiel.nl

Redactie en Begeleiding:

Boekenmakelaar Suzanna van der Laan
www.deboekenmakelaar.nl